Essay Een beter Nederland Naar een nieuw Plan van de Arbeid
Nederland lijkt voortdurend in een crisisstand te staan. Is het geen tijd voor een samenhangend plan dat de weg voor de komende tientallen jaren uitzet? En kunnen we ons daarbij laten inspireren door het legendarische Plan van de Arbeid uit 1935? Michiel Zonneveld doet tien concrete voorstellen voor een beter Nederland.
25 april 2023
In mijn vorige essay gooide ik al meteen bijna al mijn kaarten op tafel. Ik verlang naar een veelomvattend Plan dat de toekomst verbeeldt en de weg ernaartoe uitzet. Een plan waarbij de opstellers zich laten inspireren door het legendarische Plan van de Arbeid dat in 1935 op het hoogtepunt van de economische crisis verscheen. Dat schetste een uitweg uit die crisis en was na de Tweede Wereldoorlog een belangrijke bron van inspiratie voor de wederopbouw van Nederland.
De afgelopen maanden maakte ik voor de website van De Groene een serie blogs waarin ik verslag deed van mijn gesprekken met wetenschappers, andere deskundigen en activisten over een veelomvattend Plan. De conclusie die ik uit die gesprekken trek (en uit de reacties die ik van lezers kreeg) is dat het verlangen naar zo’n nieuw Plan door velen wordt gedeeld. Gesprekken en reacties verschaften bovendien meer duidelijkheid over de mogelijke inhoud van zo’n Plan en de weg ernaartoe. Ze hielpen bij het formuleren van de volgende tien voorstellen voor een nieuw Plan van de Arbeid.
Voorstel 1. Kies een duidelijk doel: ertoe doen
De kracht van het oude Plan van de Arbeid was dat het een doel formuleerde waaraan alles wat verder werd voorgesteld ondergeschikt was: het verzekeren van bestaanszekerheid bij een fatsoenlijk levenspeil. Dit is ook in deze tijd allesbehalve gegarandeerd. Toch stel ik een ander doel voor: ertoe doen.
Want te veel van wat er voor ons als mensen werkelijk toe doet wordt uitgehold: de leefbaarheid van de planeet, onze inkomens, de kwaliteit van werk, onze gemeenschappelijke voorzieningen en de manieren waarop we voor elkaar van betekenis kunnen zijn. De Amerikaans-Italiaanse econoom Mariana Mazzucato schrijft in haar boek The Value of Everything: Making as Taking in the Global Economy (2018) dat deze ‘extractie’ het kenmerk is geworden van onze huidige economie, waarin de macht van de financiële sector – en daarmee het denken in termen van financieel rendement – de overhand heeft gekregen.
Het begrip extractie kwam dan ook regelmatig voorbij in de gesprekken die ik voerde met vertegenwoordigers van de vakbeweging, zoals FNV-voorzitter Tuur Elzinga, en vertegenwoordigers van de milieubeweging, waaronder de directeur van Milieudefensie Donald Pols. Verder viel het me op dat het gevoel er niet toe te doen, als Groninger, slachtoffer van de toeslagenaffaire, bewoner van een landelijk gebied en als mens in het algemeen, in bijna alle analyses van de laatste Statenverkiezingen terugkwam.
1 Mei-bijeenkomst: Plan van de Arbeid − Pakhuis De Zwijger
Op 1 mei organiseren De Groene Amsterdammer en uitgeverij Querido hierover een gesprek in Pakhuis De Zwijger. Michiel Zonneveld presenteert deze avond zijn boek met de oproep voor een Plan om radicaal en in samenhang de huidige sociale en ecologische crises aan te pakken.
Voorstel 2. Het moet een Plan van de Arbeid zijn
Arbeid is de manier waarop we de uitholling kunnen keren. Simpelweg omdat het creëren van echte waarde voor elkaar zo ongeveer de definitie van arbeid is. Met arbeid bedoel ik veel meer dan het werk dat we in loondienst verrichten. Het is ook de enorme hoeveelheid werk die we onbetaald doen, de arbeid die op boerderijen en veel andere familiebedrijven onderling wordt verdeeld. Aan die opsomming moet het werk van de échte ondernemers worden toegevoegd. Niet degenen die vooral rendement op hun beleggingen incasseren, maar degenen die elke werkdag opstaan om diensten en producten te leveren en te ontwikkelen. Arbeid moet de verbindende schakel zijn in alles wat wordt voorgesteld.
Voorstel 3. Het Plan moet grote projecten bevatten die met hoge prioriteit moeten worden uitgevoerd
In december schreef ik in De Groene over de zeventien grote projecten die in het oude Plan van de Arbeid werden voorgesteld. In 1935 werden daarmee twee vliegen in één klap geslagen. Allereerst gaf de overheid een impuls door als opdrachtgever geld in de economie te pompen en fatsoenlijk betaalde banen te scheppen. Daarnaast kreeg de modernisering – en industrialisering – van Nederland een impuls.
Het is niet nodig om nog uit te leggen dat die projecten er in deze tijd toe moeten bijdragen dat de natuur wordt hersteld, verdere opwarming van de aarde wordt tegengegaan en we ons aanpassen aan de klimaatverandering die al onvermijdelijk is. Er liggen hiervoor al veel voorstellen, maar nog steeds is de vraag of het besef voldoende is doorgedrongen dat er geen tijd te verliezen is.
Hoe hoog de nood is wordt duidelijk als we ons voorstellen wat er moet gebeuren om alleen al een antwoord te geven op de stijging van de zeespiegel. Wie geen tijd heeft alle scenariostudies te lezen raad ik aan op YouTube het korte filmpje Land met een Plan van het Rotterdamse ontwerpbureau KuiperCompagnons te bekijken. De boodschap is dat het aanpassen aan klimaatverandering een enorme impact heeft op onze manier van leven, wonen, werken en de hele manier waarop we ons tot elkaar verhouden. Dat dwingt tot een samenhangende visie en doortastendheid, zei de hoofdontwerper van KuiperCompagnons, Gijs van den Boomen, toen ik hem sprak. Hij waarschuwde dat een politiek die op deze wezensvragen geen antwoord heeft haar gezag pas echt gaat verliezen.
Het gaat ook om onze relatie ten opzichte van de rest van de wereld. Van den Boomen vertelde me dat zeventig procent van de wereldbevolking in een delta of anderszins op het grensvlak van kust en water leeft. Daar vindt de meeste economische activiteit plaats. Nu de zeespiegel stijgt kunnen we veel voor de wereld betekenen als we weer voorop gaan lopen door op nieuwe manieren met het water en de ruimte om te gaan. Maar er is ook veel te verliezen, zei Van den Boomen. Want wie gaat straks nog in ons land investeren als we niet een stevig plan hebben voor hoe we omgaan met een nieuwe realiteit? Investeerders zullen de conclusie trekken dat ze hun kaarten beter op projecten en bedrijven in bijvoorbeeld het hoger gelegen noorden van Duitsland kunnen zetten.
Voorstel 4. Het moet gaan over het creëren van nabijheid
Ik schreef net dat er gelukkig veel voorstellen klaarliggen, maar die moeten wel stuk voor stuk kritisch tegen het licht worden gehouden. Want in welke mate leiden die voorstellen er nu echt toe dat we er voor elkaar toe doen?
Over dit onderwerp sprak ik met Marco te Brömmelstroet. De hoogleraar urban mobility futures aan de Universiteit van Amsterdam waarschuwde dat veel zogenaamd nieuwe voorstellen over mobiliteit slechts meer van hetzelfde zijn omdat de achterliggende vooronderstellingen niet ter discussie worden gesteld. De eerste vooronderstelling is dat de mens vooral een homo economicus is – geïsoleerd, calculerend en egoïstisch – voor wie economische groei het hoogste goed is. De tweede is dat de mens altijd zo snel mogelijk van A naar B wil reizen. De daaruit resulterende focus op individuele ‘reistijdwinst’ leidt tot uitholling van de natuur en de menselijke verhoudingen. De aangewakkerde groei van onze mobiliteit is niet duurzaam, onze straten zijn steeds minder leefbaar, vertelt hij me. Hij doelde daarmee ook op de voorstellen die in het vorige essay werden genoemd, zoals de zweeftreinen, hyperloops en een nieuw vliegveld voor de kust. Laat je je daardoor niet meeslepen door de lobby’s van bouwers en ontwikkelaars?
Het alternatief is in het denken over mobiliteit – en over de manier waarop we onze leefomgeving willen bouwen en inrichten − uit te gaan van een mensbeeld waarin we voor elkaar van betekenis willen zijn. Hoe we, met andere woorden, nabijheid en sociale cohesie kunnen versterken. Als we dat doen ontstaat er ruimte om andere keuzes te maken. Waarom zouden we werk en wonen nog willen scheiden? Waarom staan we toe dat steeds meer lokale voorzieningen verdwijnen als we weten dat we daardoor nog afhankelijker worden van snelle mobiliteit?
Ik stel me een Plan voor dat vol artist impressions staat, aangevuld met foto’s die laten zien wat het betekent als we het creëren van nabijheid tot uitgangspunt nemen. Ik zou dan zeker tekeningen opnemen van hoe de Parijse burgemeester Anne Hidalgo haar stad denkt te gaan ontwikkelen: als een vijftienminutenstad. Dat wil zeggen dat de Parijzenaren binnen een kwartier lopend en fietsend alle belangrijke voorzieningen en hun werk moeten kunnen bereiken.
Voorstel 5. We moeten kiezen wat voor soort werk voorrang krijgt
Het grote verschil met 1935 is dat we nu niet te maken hebben met massawerkloosheid, maar juist met een tekort aan arbeidskrachten. Een probleem dat bij de realisatie dringend moet worden opgelost. Want we hebben bouwers, technici, ingenieurs, ontwerpers en uitvinders nodig om die grote werken uit te voeren, om nog maar te zwijgen over al het andere essentiële werk dat moet worden uitgevoerd.
Dat betekent dat het onvermijdelijk is dat er een politiek debat moet worden gevoerd (en besluiten moeten worden genomen) over het soort banen en het soort economische activiteiten dat we wenselijk vinden, zoals de hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer bepleitte. Als de banen verdwijnen die niet door de beugel kunnen, zijn er genoeg mensen voor het werk dat bij voorrang moet worden verricht.
‘Je kunt natuurlijk niet tot op detailniveau vastleggen welk soort bedrijvigheid er moet zijn, maar wel randvoorwaarden stellen aan het soort banen dat wenselijk is.’ Wat De Beer betreft moet daarom in een nieuw Plan van de Arbeid worden opgenomen dat werk zowel ecologisch als sociaal duurzaam moet zijn. Willen we nog het werk van al die pakketbezorgers als er niets verbetert aan hun arbeidsvoorwaarden, of dat in de distributiecentra? Is er, vanwege de milieu-impact, nog ruimte voor het soort werk dat in grote delen van de zware industrie wordt gedaan?
De overgang kan soepel verlopen door een transitiefonds dat werk, inkomen en bijscholing garandeert voor werknemers in vervuilende bedrijfstakken die hun baan dreigen te verliezen. Volgens De Beer zal dit overigens om een relatief kleine groep gaan als je bij de transitie uitgaat van een periode van twintig jaar. ‘Veruit de meesten zijn dan al met pensioen.‘
Voorstel 6. Het moet gaan over de kwaliteit van werk en het leven dat we erbij kunnen leiden
De belangrijkste oorzaak van de personeelstekorten in essentiële sectoren als het onderwijs, de zorg en de politie is niet de vergrijzing, maar dat ze daar zo slecht in staat zijn personeel vast te houden. De Beer vertelde me − op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek – dat van de jongeren onder de 35 die in de zorg werken extreem veel de sector al na korte tijd verlaten. Als gedurende één kwartaal geen van hen zou vertrekken, zijn bijna alle vacatures in de zorg vervuld.
De sleutel tot de oplossing is arbeid aantrekkelijker te maken, en dat geldt niet alleen voor de sectoren die ik zojuist noemde. Zorg ervoor dat mensen de kans krijgen door te groeien binnen het bedrijf, in plaats van dat ze hun volgende stap bij een andere werkgever maken. Richt het werk zo in dat een oudere na het bereiken van zijn of haar pensioengerechtigde leeftijd het liefst doorwerkt. Verleid deeltijders langer dan vijftien of twintig uur per week te werken, of mensen zonder werk (omdat ze van hun kapitaal leven of een uitkering) om arbeid te verrichten.
De hoogte van het loon is dan wel een factor, en er zijn genoeg redenen de inkomens te verhogen, maar De Beer waarschuwt er toch voor dat niet te overschatten. Voor veruit de meeste werknemers weegt de kwaliteit van het werk zwaarder. ‘Veel mensen vinden die in de zorg en het onderwijs niet hoog genoeg.’ Dat laatste bevestigde oud-leraar en bestuurder van onderwijsbond AOb Thijs Roovers. ‘Voor het primair onderwijs is er een stille arbeidsreserve van tachtigduizend potentiële leraren die wel een onderwijsbevoegdheid hebben en toch niet voor de sector kiezen.’
We gaan het tekort dus niet oplossen met nog meer flexibilisering, nog meer werkdruk, en nog meer dwang en administratie, of voltijdbonusjes, ideeën die de afgelopen decennia de boventoon voerden. In plaats daarvan worden voorstellen gedaan die tot nu toe ongerijmd leken in de context van het debat over schaarste. Een voorbeeld dat Roovers noemde waren kleinere klassen. ‘Dat klinkt inderdaad paradoxaal, want dan heb je extra leerkrachten nodig’, zei Roovers. ‘Maar je brandt onderwijzers op als de klassen overvol zijn en ze leerlingen onmogelijk de aandacht kunnen geven die ze nodig hebben.‘
Vanuit het traditionele perspectief zal het nog ongerijmder klinken dat het helpt de standaardwerkweek te verkorten naar dertig uur, zoals door de christelijke vakcentrale CNV is voorgesteld. Maar het is juist weer vanzelfsprekend als we stil staan bij al dat onbetaalde werk dat we verrichten, of zouden willen verrichten. Meer dan 4,2 miljoen mensen verrichten mantelzorg. Tel daar de zorg voor kinderen, het helpen van buren en vrienden en het vrijwilligerswerk bij op, en iedereen begrijpt dat het hele raderwerk van de samenleving instort als we stoppen met al dat onbetaalde werk. Met een kortere werkweek wordt voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken. Dat ouders bezwijken, jonglerend met de tijd die ze aan de opvoeding besteden, hun betaalde werk, en de dingen die ze in de buurt doen.
De volgende denkstap is natuurlijk een andere sociale zekerheid. De dominante vooronderstelling was de afgelopen decennia dat baanlozen niet te veel zekerheid moest worden geboden. Dat zou ze prikkelen zichzelf op de arbeidsmarkt aan te bieden. Het moment is gekomen om vast te stellen dat de focus op controle en sancties weinig heeft opgeleverd. Wat nu als we de zaak omkeren en besluiten juist de zekerheid te vergroten? Het eerste wat me dan te binnen schiet is een baan- en inkomensgarantie waardoor veel mensen die ongewild aan de kant staan het werk gaan doen dat blijft liggen, zoals het beheer van speeltuinen en het geven van persoonlijke aandacht in de zorg. Maar dan volgen al snel andere ideeën. Waarom geef je iedereen die een baan accepteert geen garantie dat ze hun uitkering (en toeslagen) terugkrijgen als het met dat nieuwe werk toch misloopt? Waarom verruimen we niet de mogelijkheden om met behoud van uitkering een opleiding te volgen? Ik dacht natuurlijk ook aan het basisinkomen, een idee dat al sinds het boek Utopia (1516) van Thomas More de verbeelding prikkelt en waarmee Jan Tinbergen bij het opstellen van dat oude Plan van de Arbeid ook al speelde. Het perspectief blijft alleen daarom al aanlokkelijk omdat het ons van veel bureaucratie en overheidscontrole van mensen met een uitkering verlost. Het is alleen nog niet duidelijk of het helpt om die ontzaglijke hoeveelheid werk die ligt te wachten op te pakken.
Voorstel 7. De stuwende en organiserende overheid als nieuw motto
De krachtige metafoor van ‘een overheid als een onderneming’ verleidde politici en hoge ambtenaren de afgelopen decennia oplossingen in een bepaalde richting te zoeken. Het was de slogan waarmee besloten werd taken af te splitsen, te privatiseren en de overheid in te krimpen. Geheel naar analogie van het dominante bedrijfsmodel dat voorschrijft dat ondernemingen lean and mean dienen te zijn en met rendementstargets moeten werken.
Voor de uitvoering van een Plan van de Arbeid hebben we een andere overheid nodig en andere slogans kunnen daarbij niet ontbreken. Ik stel als motto de organiserende en stuwende overheid voor. Die stelt zich financieel garant voor projecten die ertoe doen. Die brengt experts en praktijkdeskundigen bij elkaar én heeft ze zelf in huis. Dat laatste is niet alleen nodig voor de verdere uitwerking van voorstellen, maar ook voor de realisatie. In plaats van uitbesteden, gaan we taken en kennis juist inbesteden. De sturende overheid stelt zich er verantwoordelijk voor dat genoeg mensen worden opgeleid voor de economie van morgen. Waarom is een lerarenopleiding even duur als de opleiding commerciële economie, vroeg Roovers zich bijvoorbeeld af. Waarom stuurt het ministerie van Onderwijs niet veel meer, suggereerden ook Jan Pronk en de voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging Aniek Moonen in het gesprek dat ik met hen voerde.
Een tweede slogan waaraan ik denk is de voorbeeldige overheid. Zo’n overheid doet geen zaken met bedrijven die hun werknemers, of een deel daarvan, ondermaatse arbeidsvoorwaarden bieden. Liever gaat die (als rijk, gemeente of provincie) in zee met een bedrijf dat kansen biedt aan oudere werkzoekenden, met leer-werkbedrijven waar mensen met een beperking aan de slag zijn, ook al kost dat wat meer. Gemeenten gaan in de zorg (het sociaal domein) ophouden met het aanbestedingscircus en voor een aanbieder kiezen waarvan men weet dat die goed werk levert en goed met zijn personeel omgaat. De rijksoverheid geeft op de ministeries de schoonmakers en het bewakings- en kantinepersoneel de kans om in vaste dienst te komen. Gemeenten, provincies, verzelfstandigde overheidsdiensten en bedrijven waarin ze een meerderheidsaandeel heeft, legt de rijksoverheid op hetzelfde te doen.
Een derde slogan waaraan ik denk is de normerende overheid. Die eist van bedrijven dat ze hun productieproces aanpassen zodat we allemaal bijdragen aan de internationale afspraak de opwarming van de aarde tot anderhalve graad Celsius te beperken. Die zorgt voor een minimumloon – een minimumnorm – die hoog genoeg is om bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil te garanderen.
Voorstel 8. een Plan voor een overheid die macht verdeelt
Een Plan moet aansluiten bij al de initiatieven van burgers en anderen die de handen ineenslaan om de uitholling van de natuur en menselijke verhoudingen tegen te gaan. Daarvoor heb je een overheid nodig die bereid is om de bestaande macht te breken. Die noodzaak kwam aan de orde in een gesprek dat ik kort voor zijn overlijden met oud-politicus en volkshuisvestingsdeskundige Adri Duivesteijn had. De aanleiding was het bericht dat de Amsterdamse woningbouwcoöperatie De Nieuwe Meent vanwege financiële problemen aan een zijden draadje hing. Het leek me zo’n mooi initiatief waarin burgers een gemeenschap opbouwden en tegelijkertijd bijdroegen aan de oplossing van de wooncrisis.
De kern van het probleem was volgens Duivesteijn dat de macht in de wereld van de huisvesting is verdeeld tussen de grote projectontwikkelaars enerzijds en de woningbouwcorporaties anderzijds die sociale huurwoningen verhuren. Die laatste moest je volgens Duivesteijn dus vooral niet verwarren met woningcoöperaties, waarvan de bewoners mede-eigenaar zijn. De gevestigde macht kun je alleen doorbreken als je het huidige woonstelsel, met alle regels en regelingen, fundamenteel verandert, zei hij. Wat volgde was een hele reeks voorstellen zoals een garantiefonds voor coöperaties, net zoals dat nu bestaat voor woningcorporaties, en een andere grondpolitiek met minder macht voor de grote projectontwikkelaars.
Het verhaal van Duivesteijn is van toepassing op andere burgerinitiatieven. We hebben een energiestelsel dat niet of nog onvoldoende is ingesteld op energiecoöperaties. Een zorgstelsel dat niet is ingericht op burgers die in hun wijk of dorp het heft in handen willen nemen. Een lokale overheid die er niet op is ingericht om werkelijk taken over te dragen aan bijvoorbeeld een wijkbedrijf dat ervoor zorgt dat mensen uit de buurt vrijwillig aan de slag kunnen, of werk biedt aan mensen die een uitkering hebben. Grote energiebedrijven, onderwijskoepels, machtige zorgorganisaties en nog machtigere verzekeraars zullen een deel van hun invloed moeten afstaan. Gemeenten moeten budgetten overdragen aan een wijkbedrijf dat taken overneemt.
Voorstel 9. Maak het financieel stelsel dienstbaar
Met bovenstaande punten zijn we er nog lang niet, want we hebben te maken met een financieel stelsel en een daarmee samenhangend belastingstelsel dat ons de verkeerde kant op stuurt. De volgende punten moeten daarom in ieder geval in een Plan van de Arbeid worden opgenomen. Dat de investeringen onder geen beding door een gebrek aan financiering mogen stilvallen, en dat dit ook niet mag gebeuren in andere Europese landen. We hebben immers geen tijd te verliezen als het om duurzaamheid gaat. Net als in het oude Plan moet staan dat er zo nodig ‘van staatswege grote leningen’ worden aangegaan ‘voor het uitvoeren van werken van algemeen nut’. Dit betekent dat we de begrotingsregels in Europa moeten verruimen, en bereid moeten zijn om een hele reeks maatregelen te nemen die de afgelopen jaren zijn beproefd, zoals het opkopen van schulden door de Europese Centrale Bank (ECB).
Dat de overheid alles moet doen om investeringen zo te sturen dat ze het algemeen belang dienen. Ook dat is geheel in de geest van het rapport uit 1935. Daar zijn instrumenten voor die na jaren van neoliberaal denken worden herontdekt. De ECB kan besluiten geen obligaties te kopen van bedrijven die zich niet aan sociale en groene normen houden. Private banken kunnen onder druk worden gezet. Dat is hard nodig: 93 procent van de financiering in de energiesector ging naar de fossiele sector. Slechts 7 procent bleef over voor duurzame energie. De Groningse hoogleraar Dirk Bezemer legde me uit dat dit bijvoorbeeld kan door te dreigen met het verhogen van kapitaaleisen. Dat wil zeggen dat banken gedwongen worden een hoger eigen vermogen (buffer) aan te houden als ze met hun kredietverlening de economie een kant op blijven sturen die we als samenleving ongewenst vinden. Groene en sociale bedrijven (en coöperaties) moeten veel meer dan nu toegang krijgen tot kredieten met een redelijk rentepercentage.
Dat het belastingstelsel radicaal moet veranderen behoeft mijns inziens geen uitleg. Elke dag vernemen we in de media voorstellen die zo in een Plan van de Arbeid passen: weg met regelingen zoals de hypotheekrenteaftrek waardoor we ons alleen maar verder in de schulden steken. Belast erfenissen met minstens hetzelfde tarief als de inkomstenbelasting. Maak een einde aan die meer dan vierduizend speciale belastingafspraken die de Belastingdienst met grote bedrijven heeft gemaakt, waardoor ze een enorm concurrentievoordeel krijgen ten opzichte van kleinere bedrijven. En vooral: ga arbeid minder en rendement op kapitaal meer belasten. Zelfs de VVD-jongeren pleiten daarvoor.
Maar er is natuurlijk nog veel meer nodig om het financiële stelsel dienstbaar te maken.
Voorstel 10. Stel een commissie in die een samenhangend rapport gaat schrijven
Het moment is daarom gekomen mijn laatste twee kaarten op tafel te leggen. Mijn eerste kaart: ik hoop dat net als in 1935 een commissie bij elkaar wordt geroepen die de opdracht krijgt een samenhangend Plan van de Arbeid te schrijven. Die samenhang was namelijk de kracht van dat oude rapport: het verbond de strijd tegen de werkloosheid en de armoede met de noodzaak om de economie te moderniseren en te ordenen en de financiële sector te hervormen.
Mijn tweede kaart: ik wens dat het initiatief om de commissie bij elkaar te roepen van twee grote maatschappelijke bewegingen komt. In de jaren dertig waren het de SDAP en de NVV die het voortouw namen. Samen konden ze vervolgens strijd voeren voor de uitvoering van het Plan. De vraag is dan wie dat initiatief neemt voor het opstellen van een Plan dat in elk geval een serieuze poging doet grote groepen te binden door een perspectief te bieden. Voor mij ligt voor de hand dat dit de vakbeweging en de milieuorganisaties zijn. Samen beschikken ze over een miljoenenaanhang. Beide bewegingen richten zich op een algemeen belang: het in evenwicht leven met de natuur en de benutting van de waarde van arbeid.
Ik kan het niet laten om te fantaseren over wat er mogelijk is als we het gewoon probeerden. Het zou het denken in de vak- en milieubeweging verdiepen. Vele anderen kunnen inspireren om mee te denken. Architecten, vertegenwoordigers van de woonbeweging en burgerinitiatieven, kritische wetenschappers… Het is een kans om over de grenzen van het eigen gelijk en de verontwaardiging heen te springen. De commissie kan zich ontwikkelen tot een invloedrijke denktank, tegenstellingen worden overbrugd, andere oplossingen krijgen de ruimte. Het Plan van de Arbeid wordt een regeerprogramma-zonder-regering waar niemand omheen kan.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten