Deel 8: Het Plan van het onderwijs
Hoe zou een nieuw Plan van de Arbeid eruit kunnen zien? In dit feuilleton is Michiel Zonneveld in gesprek met deskundigen. Deze week: Thijs Roovers, die nationale bekendheid verwierf als voorman van PO in actie. Inmiddels heeft hij zijn baan als leraar ingeruild voor die van bestuurder van onderwijsvakbond AOb.
13 april 2023
Wordt het niet de hoogste tijd om het over onderwijs te hebben, mailde Ferdinand Mertens me. Ik was allerminst verbaasd dat hij me deze vraag stelde. Ik ken hem al zeer lang en het komt zelden voor dat we tijdens onze ontmoetingen niet over onderwijs komen te spreken. Mertens was dan ook jarenlang inspecteur-generaal van het ministerie van Onderwijs en diende daar als topambtenaar een reeks van ministers.
Ik had zelf natuurlijk ook al bedacht dat een nieuw Plan van de Arbeid niet zonder een stevig hoofdstuk over onderwijs kan. Er moeten immers genoeg mensen worden opgeleid voor al het werk dat op ons wacht. Al op de primaire en middelbare scholen moeten kinderen daarom voorbereid worden op de economie van morgen.
Mertens schrijft me dat daar allemaal niets van terecht komt zolang het tekort aan leraren blijft groeien. De inmiddels gepensioneerde Mertens heeft december vorig jaar met gekromde tenen het Tweede-Kamerdebat over het lerarentekort gevolgd, schrijft hij me. Wat hem verontrustte was dat geen van de deelnemers aan het debat – de verantwoordelijke ministers en de Kamerleden – leken te geloven dat het de komende jaren de goede kant op zou gaan. Maar vooral dat er bij de Kamerleden geen ideeën waren over hoe dit kon worden verholpen, iets waar de beide bewindslieden uitdrukkelijk naar vroegen.
(Ferdinand Mertens)
Hij stelde in zijn mail alvast ‘onconventionele maatregelen’ voor om de crisis het hoofd te bieden. Ik som er een aantal op: maak bindende afspraken met de universiteiten en hogescholen over het afleveren van leerkrachten. Zorg, eventueel verplichtend, dat alle masterstudenten – net als vroeger – een onderwijsbevoegdheid verwerven. Geef de ministers van Onderwijs vergaande bevoegdheden en leg ze vast op resultaatafspraken (er zijn nu alleen maar inspanningsverplichtingen). Rapporteer op schoolniveau per maand of het probleem groter dan wel kleiner wordt. Spreek af dat een deel van het personeel in ondersteunende functies, zoals onderwijsonderzoekers, medewerkers in schoolbegeleidingsdiensten en pedagogische centra gaat lesgeven. Verhoog geen budgetten waarmee de druk op de arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel alleen maar vergroot wordt zoals het uitbreiden van de Inspectie van het Onderwijs. Zouden promovendi verder niet verplicht kunnen worden om een dag in de week in het onderwijs te werken? De promotie kan dan wel een jaar langer duren.
Maar het gaat Mertens niet eens zo om de specifieke voorstellen. Het gaat om een gevoel van noodzaak dat hij mist om het lerarentekort op te lossen en het besef dat je daarvoor harde keuzes moet maken. Alsof het niet om de toekomst van een volgende generatie gaat. We moeten in dit land weigeren te accepteren dat lessen uitvallen en twintig procent van de veertienjarigen ‘laaggeletterd’ is, een percentage dat jaar na jaar groeit.
Die laatste boodschap komt exact overeen met die van Thijs Roovers die ik, aangevuurd door de mail van Mertens, opzoek. Hij verwierf nationale bekendheid als voorman van PO in Actie toen hij met andere leraren uit het primair onderwijs succesvol strijd voerde voor een beter salaris en minder werkdruk. Inmiddels heeft hij zijn baan als leraar ingeruild voor die van bestuurder van de onderwijsbond AOb. ‘Het is echt heel gevaarlijk dat in Nederland het bestaan van een lerarentekort als een gegeven wordt gezien’, zegt Roovers. ‘Daarmee accepteer je dat heel veel leerlingen geen goed onderwijs krijgen.’ Hij vertelt me over een vmbo-t- en havo-school in Amsterdam waar lange tijd drie vakken werden gegeven. ‘Nederlands, Engels en gym.’ Door de uitgevallen lessen dwaalden de leerlingen door de stad. ‘Om het maar eens uit te drukken zoals het is: op dit moment zijn we de toekomst van een hele groep jongeren aan het verneuken.’
Toch is hij wat huiverig voor begrippen als onorthodox of onconventioneel. Hij begrijpt ook wel dat er noodgrepen nodig zijn om het acute tekort aan leraren te verminderen. ‘Maar je moet oppassen voor maatregelen die uiteindelijk geen oplossingen zijn en de crisis in het onderwijs vergroten.’ Een voorbeeld daarvan is de steeds weer terugkerende roep om nog meer ongekwalificeerde onderwijskrachten voor de klas te zetten dan er nu al staan. Hij vertelt over zijn laatste baan in het onderwijs waar hij een klas overnam die bijna structureel te maken had gehad met onbevoegde leraren. ‘Ik ging naar die school om onderzoek te doen naar het effect op de leerprestaties als je onbevoegde leraren inzet. Dat effect is dus dramatisch. De school stond nota bene in een wijk waarin jongeren al geen kansrijke positie hebben en waarbij voor een aantal criminaliteit een alternatief lijkt. Dat lerarentekort speelde daar al zeven jaar, en daar is door het schoolbestuur weinig aan gedaan.’
Hij is ervan overtuigd dat alleen een samenhangend langetermijnplan het tekort kan oplossen. Roovers wil me daarvoor graag een vijfpuntenplan voorleggen. Maar eerst benadrukt hij dat het grootste probleem bij de politiek ligt. Er is wel even opwinding over de groeiende kansenongelijkheid, of als er weer een rapport verschijnt over afnemende leerprestaties, maar de aandacht zakt snel weer weg. 'Het is geen sexy onderwerp. Je gaat er ook geen snelle politieke winst mee boeken, want de echte effecten zie je pas veel later. We hebben daarom ministers en politici nodig die naar de toekomst kijken.’
Zijn plan begint met ‘focus op lesgeven’. Het belang daarvan wordt door politici en bestuurders met de mond beleden. Maar adequaat handelen is uitgebleven. ‘Zorg ervoor dat leraren niet te veel tijd kwijt zijn aan administratie. Geef de leraar de autonomie, zodat die kan doen waar die de meeste energie van krijgt. Maak de hele organisatie dienend aan het primaire proces: het lesgeven.’
Zijn volgende punt: zorg dat de werkdruk afneemt. Maar minder werkdruk leidt toch niet tot een lager lerarentekort, vraag ik. Toch wel zegt, Roovers. ‘Het maakt het vak namelijk aantrekkelijker, en verhoogt daarmee de aantrekkingskracht op al die mensen die bij wijze van spreken morgen al kunnen beginnen. Hij wijst op de potentiële leraren die wel een onderwijsbevoegdheid hebben en toch niet voor de sector kiezen. 'In het primair onderwijs is er alles bij elkaar een “stille arbeidsreserve” van tachtigduizend.’ Bovendien zorgt minder werkdruk ervoor dat ‘het lerarenlek’ stopt. Hij doelt daarmee op de leraren die ziek worden en afhaken, of hun heil in andere sectoren zoeken. Alleen al vanwege de werkdruk moeten de klassen kleiner, vervolgt hij. ‘Dat klinkt paradoxaal, want dan heb je extra leerkrachten nodig. Maar je brandt onderwijzers op als de klassen overvol zijn en ze leerlingen onmogelijk de aandacht kunnen geven die ze nodig hebben.’
Het verkleinen van de klassen is wel duur, begrijpt Roovers, net als het verbeteren van arbeidsvoorwaarden waarbij je leraren bijvoorbeeld niet afscheept met tijdelijke contracten. ‘Maar daarmee kom ik op een volgend belangrijk hoofdpunt: dat we in geld gaan uitdrukken dat goed onderwijs een van de belangrijkste pilaren is van onze samenleving. Je moet dit in een breder perspectief zien. We staan voor de vraag waar we in de maatschappij de meeste waarde aan hechten. Politiek gezien lijkt deze tijd wel op de tijd waarin dat oude Plan van de Arbeid verscheen. De regering-Colijn wilde in de jaren dertig van de vorige eeuw zoveel mogelijk aan de markt overlaten. We komen nu weer uit een periode waarin geloofd werd in het vrije spel der maatschappelijke krachten. Volgens mij zijn we op het punt dat de pendule de andere kant op gaat zwaaien.’
Punt vier is dat je de schoolleider in staat stelt om goed werkgeverschap te tonen. ‘De schoolleider is de directe leidinggevende van een leraar. Die zou in een goed onderwijsstelsel de ruimte moeten hebben.’ Die ruimte is er volgens Roovers onvoldoende doordat politici in de jaren negentig geloofden dat het onderwijs het beste ‘bedrijfsmatig’ kon worden bestuurd en de landelijke overheid op afstand diende te blijven. 'De gedachte was dat scholen dan op kwaliteit gingen concurreren.’ Inmiddels weten we beter, stelt Roovers vast. Het leidde tot een schaalvergroting in het onderwijs. Schoolbesturen trokken steeds meer macht naar zich toe terwijl ze op grote afstand staan van wat op scholen gebeurt.
Roovers: ‘Je moet die macht doorbreken zodat schoolleiders voldoende autonomie hebben.’ Dat zal niet alleen leiden tot meer focus op goed lesgeven, maar ook de ruimte geven voor op maat gemaakte oplossingen. ‘In het onderwijs hebben we het dan over het belang van het goede gesprek. Dat je bijvoorbeeld open bespreekt wat in de weg staat om meer uren te werken en dat je samen oplossingen bedenkt. Om een voorbeeld te noemen: ik sprak als leraar een collega die heel graag een dag in de week een uur later wilde beginnen zodat hij zijn zoon naar zijn school kon brengen. Het leek hem makkelijk op te lossen als je die dag met gymles begon. Maar de directeur kon dat niet toestaan. Het gevolg was dat hij in plaats van vijf, vier dagen in de week ging werken.’
Zijn laatste punt: de rode loper uitrollen voor nieuwe aanwas. ‘Waarom is een lerarenopleiding even duur als de opleiding commerciële economie? Het is beter om die gratis te maken. En waarom is er geen stagevergoeding voor aankomende leraren, terwijl je voor een stage bij de rijksoverheid 750 euro in de maand krijgt?’
Ik weet niet of Mertens en Roovers het helemaal eens zullen worden, maar ik zou de twee graag aan het werk kunnen zetten om een Plan van het Onderwijs te schrijven.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Mertens schreef ook nog:
"De Cie Dijsselbloem heeft in haar rapport in 2002 de overheid nalatigheid verweten. Als dat ooit het geval was, dan is dat nu. Er is leerplicht in Nederland en de vraag is gerechtvaardigd hoe de overheid waar maakt dat die plicht voor alle kinderen leidt tot een passende dienstverlening. Wanneer je verplicht dan schept dat ook verplichtingen. In het maatschappelijk verkeer is het inmiddels vanzelfsprekend dat wanneer een dienst niet juist of voldoende geleverd wordt de burger gecompenseerd wordt. Dat lessen/onderwijs massaal uitvallen of niet adequaat gegeven worden, wordt bijna schouderophalend voor kennis aangenomen. Het is niet alleen de Grondwet die hier aangesproken kan worden maar ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ouders en leerlingen zouden lesuitval moeten registreren! Moet hier niet meer aandacht voor zijn?"